(Deel (Deel 2)
Door: André R.M. Pakosie

(Archief: André R.M. Pakosie/Marron Instituut Stichting Sabanapeti)
De groep die zich onttrok aan de slavernij noemde zichzelf Lowéman (vluchteling) en Magbon, mensen in een magbon (een moeilijk te bereiken of te verlaten plek). Het woord magbon komt uit de Surinaamse Loangu taal die vroeger door de voorouders werd gesproken. Dit Surinaamse Loangu woord ‘Magbon’, het Kumanti woord ‘Amawo’, het Haïtiaans Creoolse woord ‘Mawon’, het Zuid-Amerikaanse-inheemse Arawak-Taino woord ‘Símara‘ of ‘Símaran, het Spaanse woord ‘Cimarrón’ (in de oorspronkelijke betekenis ervan), het Engelse woord ‘Maroons’ en het Nederlandse woord ‘Marrons’, verwijzen allemaal naar mensen die terecht zijn gekomen in een onherbergzaam gebied, een moeilijk te bereiken of te verlaten plek. Vanwege de heroïsche daden van onze voorouders die zichzelf bevrijdden van de slavernij, namen enkele nakomelingen, onder wie Arthur (Tolinga) Licht, Julian With (hij schreef zelfs een boek met de titel: ‘Ja ik ben een Marron’), Etho With, Kensly Vrede, Berry Vrede en een paar anderen, enkele decennia terug, het initiatief om de naam MARRON als geuzennaam te introduceren voor onze zelfidentificatie. Het woord Marron als geuzennaam, staat dus voor mensen die weigerden de slavernij te aanvaarden en die hun eigen toekomst in hun eigen handen namen.
De Marrons vestigden zich op de eilandjes in en langs de oevers van de rivieren boven de moeilijk toegangbare sula, stroomversnellingen. In betrekkelijke korte tijd stichtten zij zes levensvatbare gemeenschappen: de Okanisi, Saamaka, Pamaka, Matawai, Aluku en Kwiïnti, elk met geordende structuren waarvan de trekken sterke overeenkomsten vertonen met die van hun Afrikaanse herkomst.
Door middel van intensieve guerrilla tegen de slavendrijvers en hun huursoldaten, wisten de Marrons het koloniaal bewind te dwingen hen als vrije mensen te erkennen en vredestraktaten met hen te tekenen. Het eerste vredesverdrag dat stand hield, werd getekend met de Okanisi Marrons op 10 oktober 1760, ruim 103 jaar vóór de officiële afschaffing van de slavernij door Nederland op 1 juli 1863. Op 19 september 1762 volgde de vrede met de Saamaka Marrons. In 1767 die met de Matawai Marrons en in 1860 uiteindelijk die met de Aluku Marrons. Al werd er geen vredestraktaten getekend met de Pamaka en de Kwiïnti Marrons, hun vrijheid is ook erkend.
Op mijn initiatief en met volmacht van de toenmalige Gaanman van de vier grootste Marrongemeenschappen, te weten Gazon Matodja van de Okanisi, Agbago Aboikoni van de Saamaka, Aboné Lafantie van de Matawai en Cornelis Forster van de Pamaka, stelde ik op 16 september 1974 ‘De Dag van de Marrons’ in. Vanaf 1974 herdenken en vieren de Marrongemeenschappen van Suriname en Frans-Guyana op deze dag, overal ter wereld, de strijd van hun voorouders tegen onderdrukking en voor vrijheid. Een strijd waarmee zij, in respectievelijk 1760 (de Okanisi), 1762 (de Saamaka), 1767 (de Matawai) en 1860 (de Aluku), het Nederlandse koloniale bestuur dus dwongen vredesverdragen met hen te sluiten en daarmee hun vrijheid en menselijke waardigheid te erkennen. De Dag der Marrons is vanaf 2010 een Surinaamse nationale herdenkingsdag geworden.
Mensen staan er tegenwoordig niet bij stil, maar voor de meeste vroegere Afrikaanse mensen in Suriname duurde de slavernij 213 jaar, TWEEHONDERD EN DERTIEN JAAR!!! Ervan uitgaande dat volgens sommige sociologen ongeveer elke 15 jaar een nieuwe generatie ontstaat, betekent dit dat er 14 GENERATIES na de eerste Afrikaanse mensen die de witte slavendrijvers gedwongen naar de slavernij in Suriname brachten, in slavernij hebben gezeten.
Word vervolgd….